Fragment uit De waardering der herinnering

Zo gauw ze die ochtend het terras opstapten, snelde Julienne naar het bord met de mysterie aanwijzingen, waar ze pontificaal voor ging staan. Abigail schaamde zich een beetje voor haar vriendin en maakte er een opmerking over. Ze kreeg een typische Julienne reactie.

‘I’m in a winning mood’.

Oftewel… als je het mysterie wilt oplossen, wilt winnen… tja dan heiligt het doel de middelen. Dan moet je soms lak hebben aan de andere deelnemers. Het zou haar niet verbazen als Julienne heeft overwogen een aanwijzing weg te vegen.

Ze besloten de laatste aanwijzing vooralsnog te negeren en zich te richten op de schilderijen. Iedereen ging natuurlijk die kamers bezoeken, dus wat leverde dat op. Misschien dat er pas later, ’s avonds bijvoorbeeld, bepaalde informatie te vinden is.

Ze bevinden zich in het oude gedeelte, het kasteel. Totaal anders dan de rest van het hotel. Niet alleen door de materialen die er gebruikt zijn, maar ook door de verschillende grootten van ruimten. Brede hallen, smalle gangen, verstopte nissen, een geharnast standbeeld, poorten, de toren.

Ze zijn zojuist door een smalle gang gelopen die vanaf nu bekend staat als de ‘olifantengang’. Verschillende schilderijen met zeer vreemde olifanten zijn er te bewonderen… olifanten met superlange dunne poten die in de lucht lijken te zweven. In allerlei variaties. Wie verzint zoiets?

Ze zei het hardop en Julienne reageerde meteen:

‘Salvador Dali, dat staat er onder.’

In de olifantengang hadden ze ook een ontmoeting met Sherlock Holmes en Bowie. De beroemde speurder stond naar een van de olifantenschilderijen te staren en zelfs de hond had zijn ogen er op gericht.

‘Goedemorgen dames’, had Sherlock gezegd. ‘Hebben jullie al iets bijzonders kunnen ontdekken?’

Julienne had de man met open mond aangestaard en daarom besloot Abigail te reageren.

‘Goedemorgen meneer Holmes. Nee, niet echt. We weten ook niet wat we moeten zoeken. We lopen alle schilderijen na en zijn eigenlijk op zoek naar iets wat met Egypte te maken heeft. Dat leek ons logisch. We hebben echter nog niets gezien… het zijn er ook zoveel.’

‘Juist. Ja. Inderdaad. Het zijn er erg veel.’

Bowie had haar aangekeken alsof hij de woorden van zijn baasje wilde bevestigen.

‘Begrijpen we dat het een aanwijzing is, als we er een zien?’

Julienne keek de speurder hoopvol aan en deze leek even verbaasd.

‘Prachtig. Een prachtige vraag en ik denk dat je gelijk hebt.’, had hij geantwoord en daarna was hij vertrokken, trouw gevolgd door zijn viervoeter.

De olifantengang komt schuin uit op een bredere gang, waaraan kamers gelegen liggen. Ze slaan rechtsaf en zien dat deze gang eindigt bij een muur. Hierop staat aan de rechterkant een tekst met grote letters weergegeven.

Het enige verschil tussen mij
en een gek,
is dat ik niet gek ben

‘Yeahh, right.’, hoort ze Julienne mompelen.

Zelf vindt ze het wel een grappige tekst.

Op de deur, precies in het midden van de muur, staat het woord  Privé.

Links in de hoek staat een kleine verhoging met er op een gebeeldhouwde olifant… met opvallend lange poten. Daar lopen ze juist naar toe als de deur open gaat en een man naar buiten stapt. De man is gekleed in een smetteloos pak en dure leren schoenen. Op zijn voorhoofd is een bril met een dun zwart montuur geschoven die afsteekt tegen de korte grijze haren. De man heeft haast, want meer dan een flits van hem zien ze niet. Toch herkennen ze de irritatie die zijn gezicht uitdrukt.

In Julienne haar ogen verschijnt een speciale glans, een uitdrukking die Abigail vaker heeft gezien.

Nee hè.

Julienne is de deur al door voordat ze iets kan zeggen of haar kan tegenhouden. Abigail kijkt achterom naar de gang waarin de man is verdwenen. Er is niemand te zien. Ze stapt achter haar vriendin de kamer binnen en sluit de deur.

<TERUG